Hangend stek, maar dan buiten en liggend

tekst door Joost Stallen

‘Het beste van twee werelden’, zo karakteriseert Robert van de Zanden van Aardbei Extra in Haaren zijn nieuwe aanpak met de stekvermeerdering voor trayplanten. De moederplanten staan op goten in de buitenlucht, de stekken ontwikkelen zich liggend op een zachte ondergrond.

Er is uit ziekteoogpunt geen betere werkwijze om aardbeistek te maken dan van moederplanten op goten, want de nakomelingen blijven dan met de voetjes van de vloer. Een nadeel is misschien dat de stekken min of meer haakvormig zijn. En gebeurt die opkweek onder glas, dan krijg je nooit zulk sterk plantmateriaal als bij buiten opkweken.

Robert van de Zanden van plantenkwekerij Aardbei Extra startte dit jaar op 4 ha met de opkweek op goten, maar dan in de open lucht, en met liggend stek in plaats van hangend stek. Deze aanpak heeft wel iets weg van de vroeger wel toegepaste tafelteelt voor de productie van aardbeien. “Op deze manier stekken maken zie ik als een combinatie van het beste van twee werelden.”

230 meter lang

Tot afgelopen jaar maakte Aardbei Extra alleen strostek, in de vollegrond dus. Die aanpak is eindig, aldus Van de Zanden: “Stekken maken is een droogtegevoelige teelt. En vanwege de benodigde aandacht, moet je er niet te ver mee van het bedrijf af zitten. Je zoekt dus percelen in de directe omgeving, maar dan loop je er tegenaan dat goede, verse grond schaarser wordt. Op stellingen is dat niet aan de orde, en je hebt de teelt van A tot Z in de hand, met de watergift en de bemesting. Voor de bemesting laten we wekelijks bladsapanalyse uitvoeren.” De opkweekstellingen staan bij de bedrijfsgebouwen, en zijn 230 m lang. De afstand tussen de rijen is 1,60 m, dat geeft voldoende werkruimte voor de gewasverzorging. De poten onder de goten staan 3 m uit elkaar, met een werkhoogte die zowat vergelijkbaar is met de werkhoogte van de tafels in de sorteerloods. De gewasbescherming gaat met een zelfrijdende spuitmachine met een werkbreedte van 37 m. Hiervoor zijn verharde spuitpaden aangelegd. “Dit garandeert dat we altijd en onder alle omstandigheden kunnen spuiten”, klinkt het verklarend. Gunstig daarbij is dat in vergelijking met de productie van strostek, met de stellingen de benodigde grondoppervlakte circa 45% lager is. Dit betekent dat ook het verbruik aan gewasbeschermingsmiddelen evenredig lager is. Met sproeiers op 8 m in vierkantverband kan bovenover beregend worden. Het doseersysteem voor de watergift en de bemesting is onderverdeeld in kraanvakken van een halve ha. “We kweken verschillende rassen tegelijk, die we kunnen voorzien van een passende voedingsamenstelling en watergift. Het nut hiervan zagen we onder andere met het ras Limalexia, met een vochtbehoefte die tot wel 20% hoger blijkt te liggen dan van bijvoorbeeld Elsanta. Dat was een eyeopener.”

Op doek

De stellingen zijn gemaakt van 51‘ers, inclusief de buisrail die boven elke goot is aangebracht, en de beugels waaraan de buisrails zijn bevestigd. Voor de opvang van de uitlopers – vanaf juni – wordt gebruik gemaakt van stroken Agrocover-doek. Dit materiaal is erg zacht, en met een ruime maaswijdte waardoor regenwater direct weg kan. De ene lange zijde van het doek is onder de goot bevestigd, de andere lange zijde zit vast aan beugels. Deze beugels
zijn draaibaar aan de stellingpoten bevestigd, en zijn eerste helft van de opkweek tot onder de goten weggedraaid. Op het moment dat het doek aangebracht wordt (rond half mei), worden de beugels naar buiten gedraaid. Van de Zanden: “Het is een voor de hand liggende, eenvoudige oplossing geworden. We hebben dit teeltsysteem overigens niet zelf bedacht, we zagen het eerder bij een collega. Vervolgens hebben we daar onze eigen ideeën en
oplossingen aan toegevoegd.”

Nadat het doek voor de stekopvang is aangebracht, is de werkruimte tussen de rijen nog enkele decimeters. Dat is geen bezwaar, omdat het gewaswerk vanaf dat moment beperkt blijft tot het uitleggen van de ranken en het toppen van de ranken. Dit topwerk gebeurt enkele dagen voor de oogst in een of twee maaibeurten om extra licht en lucht in het gewas te krijgen. Dat gaat met een dubbele messenbalk, met een afzuigsysteem voor het maaisel. Dit geheel komt op een kar, die boven de goten op de buisrail komt. Het railsysteem dient daarnaast voor klussen als het aanbrengen van folie voor het maken van tunneltjes voor teeltvervroeging en voor de stekkenoogst.

(de tekst gaat verder onder de afbeelding)

De gewasbescherming gaat met de zelfrijdende spuit op verharde rijpaden. Dat waarborgt dat er altijd gereden kan worden. De uitlopers kunnen in deze fase nog liggend wegggroeien.

Volop in ontwikkeling

Het oogstwerk – snijden, sorteren, bevochtigen en het inpakken – gaat in handwerk, en gebeurt ter plekke, tussen de stellingen dus. Deze werkwijze wijkt volledig af van de oogstaanpak die werd gevolgd met strostek. Van de Zanden legt uit: “Met strostek liggen de stekken op het veld mooi uiteen gegroeid.
Maar uiteindelijk komt het materiaal als een hoop spaghetti op de sorteertafels in de schuur terecht. Daar is de kwaliteit niet mee gediend, en het drukt de werksnelheid. Nog een aspect is dat op het veld voor de oogst en het opladen van het stek relatief veel mensen nodig zijn. Met de oogst op stellingen is het allemaal makkelijker te organiseren, en werkt het sneller omdat de stekken tot het snijden blijven liggen zoals ze zijn gegroeid.”

Een teelttechnisch punt om rekening mee te houden is dat op stellingen de planten in het vroege voorjaar wat sneller kunnen afkoelen dan in de vollegrond. Op stellingen ontbreekt immers het warmtebufferende effect van de bodem. Daardoor kan op stellingen de weggroei wat verlaat kan worden. Bovendien zijn er verschillen in vroegheid tussen rassen. Om een goede spreiding te krijgen is te overwegen een deel van de planten rechtstreeks op de stellingen in de teeltbakken te zetten, en een deel op een (tray)veld voor te trekken, oppert Van de Zanden.

Op transport

Om de planten vanaf het trayveld waarop ze zijn voorgetrokken naar de stellingen te rijden en uit te zetten, is dit voorjaar geëxperimenteerd met spoorvolgende wagentjes achter een smalspoortrekker. Op de wagens stonden Deense karren, om de planten op te zetten. “We werkten met een treintje van 5 wagentjes, met plaats voor 200 plantenbakken per treintje. “We hadden deze aanpak tevoren uitgedacht, en het leek ook goed te voldoen.” Hij vervolgt: “Het opkweeksysteem is nog niet af. Ik gaf aan dat we nog het een en ander moeten ontwikkelen. Daarvoor houden we ook een nauwkeurige registratie bij van de arbeid en de productie. Maar al wel is duidelijk dat het systeem goed voldoet. Dat zien we nu elke dag, en horen we van klanten.”